Oefening 1:
Dino tikkertje (15 mins)
Organisatie:
- Zet oefening meerdere keren uit.
- Bij elk station staan twee spelers, de dino (tikker) en de park wachter.
- De dino probeert met bal aan de stick de park wachter te tikken.
- Na 1 minuut, wisselen de spelers van rol.
Coaching punten:
- Raak de bal zo vaak dat je hem in looptempo in de goede richting mee kan nemen.
- Laat de bal niet wegspringen.
- Buig je bovenlichaam iets over de bal heen.
Differentiatie:
- Maak de driehoek iets groter, de dino hoeft nu geen bal aan de stick te hebben.
Oefening 2:
Stoplicht dribbelspel (15 mins)
Organisatie:
- Alle spelers beginnen met een bal.
- De trainer roept een kleur: rood, oranje, of groen.
- Groen betekent op volle snelheid drijven.
- Oranje betekent op langzame snelheid indian dribbel.
- Rood betekent stoppen.
- Wissel als trainer de kleuren af.
Coaching punten:
- Raak de bal zo vaak dat je hem in looptempo in de goede richting mee kan nemen.
- Laat de bal niet wegspringen.
- Buig je bovenlichaam iets over de bal heen.
Uitbreiding:
- Voeg extra kleuren en opdrachten toe. Bijvoorbeeld: Blauw, probeer de bal van iemand anders te veroveren.
Oefening 3:
Kastelenspel (15 mins)
Organisatie:
- De spelers verspreiden zich over de kastelen. (Voeg extra spelers toe).
- De opdracht is om de bal in zoveel mogelijk kastelen te krijgen.
- Je mag de bal niet twee keer achter elkaar in hetzelfde vak brengen.
- Verlaat je dus een vak, dan moet je naar een andere toe.
- De speler in het midden is de ridder en die probeert om de bal af te pakken en in het doel te schieten.
- Als je bal is afgepakt dan moet je die ophalen in het doel en in een vak brengen, daarna sluit je weer aan bij het spel.
Coaching punten:
- Raak de bal zo vaak dat je hem in looptempo in de goede richting mee kan nemen.
- Laat de bal niet wegspringen.
- Buig je bovenlichaam iets over de bal heen.
Differentiatie:
- Voeg een extra ridder toe.
- Voeg extra regels toe. (bijvoorbeeld je moet met indian dribbel oversteken)
Oefening 4:
Eindpartij (15 mins)
Organisatie:
- Twee teams spelen tegen elkaar.
- Het ene team scoort bij het grote doel, het andere team scoort in 1 van de 3 kleine doeltjes.
- Halverwege wisselen de teams van helft.
- Als je een heel veld ter beschikking hebt dan kan je het veld groter maken en met 2 grote doelen spelen.
Accenten:
- Basistechnieken.
- Grote ruimte spelen.
- Basisregels.