Oefening 1:
3 tegen 2
Organisatie:
- De aanvallers kunnen scoren door te passen in het kleine doeltje
- De verdedigers kunnen scoren op 2 kleine doeltjes
- Bij een doelpunt of achterbal starten de aanvallers tussen de twee kleine doeltjes
- Als de bal uit is indribbelen
- Na bepaalde tijd wisselen van rol
Oefening 2:
5 tegen 2 positiespel
Organisatie:
- Als het vijftal de bal 10x heeft rondgespeeld heeft het 1 punt
- Als de verdedigers de bal veroveren en de bal onder controle hebben (bal aan de stick), de bal uit het vak drijft of als het vijftal de bal uitschiet, krijgen ze 1 punt
- Bij 3 punten voor het tweetal komen er twee nieuwe verdedigers
Oefening 3:
2 tegen 1, 3 tegen 2
Organisatie:
- Twee oranje spelers starten met een 2 tegen 1 situatie tegen de blauwe speler
- Als de bal uit is, of als er wordt gescoord, dribbelen de blauwe spelers naast het kleine doel het veld in en wordt het een 3 tegen 2 situatie
- Als ook deze bal uit is, of als er wordt gescoord, starten twee nieuwe oranje spelers tegen één nieuwe blauwe speler en begint het spel weer opnieuw
- De spelers die in het veld stonden, verlaten het veld zo snel mogelijk en sluiten aan, aan de overzijde
Oefening 4:
2 tegen 1 in vakken
Organisatie:
- De aanvallers dribbelen het veld in en spelen 2 tegen 1 tegen de verdediger in het eerste rode vak
- De verdediger mag alleen verdedigen in zijn eigen vak
- Op het moment dat de aanvallers het volgende vak bereiken, spelen ze nogmaals 2 tegen 1 tegen de volgende verdediger
- De aanvallers kunnen scoren op de twee doelen, de verdedigers kunnen scoren door de bal uit het vak te drijven.
- Als de bal uit is of als er wordt gescoord, start er twee nieuwe aanvallers
- Na twee minuten wisselen van verdedigers
Oefening 5:
4 tegen 4 met 2 doelen
Organisatie:
Beide teams kunnen scoren op een groot doel.